Introductie

Deze workshop is deel van de DEA Course aan de Hogeschool Arnhem/Nijmegen. Onderwerp is het bekend raken met JavaEE en JAX-RS in het bijzonder.

Oefening

In deze workshop wordt stap-voor-stap een RESTful API gemaakt, met behulp van JAX-RS. We zullen ingaan op het maken van REST Resources en het afhandelen van verschillende HTTP methodes. Ook zullen we werken met verschillende Media Types en zullen we automatisch JSON genereren en inlezen.

Tot slot zullen we ook nette foutafhandeling toe voegen, met behulp van ExceptionMappers.

Voorbereiding

Voor deze oefening moet TomEE 8.0.4 Plus geïnstalleerd zijn en zodanig geconfigureerd dat het mogelijk is vanuit de IDE een JavaEE War kunt deployen. Als dit nog niet gelukt is, doorloop dan deze stappen tot en met stap 3.5.

1: Aanmaken nieuwe JavaEE 8 project

Gebruik Maven command line voor het aanmaken van een nieuw Java project. Gebruik hiervoor een archetype voor een standaard Java project. Maak je project leeg (verwijder eventuele klassen en dependencies die je van je archetype krijgt).

Om hier nu een JavaEE 8 project van te maken moeten de volgende stappen worden genomen:

  • Als default zal Maven de gecompileerde klassen samenbundelen tot een .jar bestand. Voor een JavaEE project moet dit echter een .war bestand zijn. Lees op de website van Maven na hoe je dit aanpast
  • Voeg een dependency toe op JavaEE
  • Tot slot moeten we de klassen toevoegen die in de huidige repository te vinden zijn. Dit betreft de volledige services map, inclusief alle submappen en bestanden.
    • Kopieer de map services naar je project, in een goede package structuur. Zorg ervoor dat je je project kunt compileren met Maven op de command line

De klassen uit services zullen we verderop gaan gebruiken.

2: Aanmaken eerste REST-Resource

Om snel te kunnen testen of de applicatie wel wil deployen is het raadzaam als eerste een REST-Resource te maken die daarvoor gebruik kan worden en die verder geen complexiteit toevoegt.

  • Maak een klasse HealthCheckResource met de volgende inhoud:
@Path("/health")
public class HealthCheckResource {

    @GET
    public String healthy() {
        return "Up & Running";
    }
}

Ga voor dit project in IntelliJ naar Edit Configuration (naast de Run en Debug knoppen bovenin het scherm). Klik links op het plusje + en kies voor TomEE Server -> Local. Klik naast Application Server op Configure, klik op het plusje + en maak een nieuwe server-configuratie aan die verwijst naar de map waar je TomEE hebt geinstalleerd/uitgepakt en druk op OK. Onderin de dialoog staat een melding Warning: No artifacts marked for deployment, selecteer om dit probleem op te lossen in de Run-Configuratie van TomEE in IntelliJ onder het tabje Deployment de plus (+, Artifact) en selecteer de bovenste (eindigt op :war). Kies in deze dialoog de waarde / voor de Application Context. Op deze manier is de war-file die gebouwd wordt door IntelliJ/Maven gekoppeld aan de applicatieserver en start de server de juiste applicatie.

Merk op dat een Rest-Resource een simpele, standaard Java-Klasse is. Ook wel een POJO (Plain Old Java Object) genoemd. Boven de klasse staat de annotatie die aangeeft via welk pad de Resource te benaderen is. De annotatie boven de methode geeft aan welke HTTP-methode op welke Java methode gemapped wordt.


Zorg dat dit werkt!

Indien je niet de tekst Up & Running ziet in je browser, kan dit verschillende oorzaken hebben. Het kunnen fouten zijn bij de configuratie van TomEE, fouten in je project of de code en fouten bij het deployen. Begin dus eerst eens opnieuw met stap 1 en 2 en lees de stappen nog eens goed. Als dat ook niets op lost kun je een van onderstaande tips proberen:

  • Als je een waarde hebt staan bij het invoerveld Application Context op de Deployment-tab van de Run-configuratie in je IDE, zorg dan dat hier enkel de root / staat
    • Als je zeker weet dat je dit goed gezet hebt en deze instelling ook nergens wordt overschreven in je TomEE configuratie, dan kan het zijn dat je niet versie 8.0.4 van TomEE gebruikt. Versie 8.0.6 heeft hier namelijk een probleem mee
  • Het kan ook zijn dat je fouten krijgt over een missend web.xml bestand (een zgn. deployment descriptor). Voeg voor nu dan de volgende property toe aan de <properties> van je pom.xml: <failOnMissingWebXml>false</failOnMissingWebXml>
  • Tenslotte kunnen andere installaties van TomEE/Tomcat er voor zorgen dat je niet de juiste container op start of dat je een verkeerde configuratie gebruikt. Zorg dus dat je alleen TomEE 8.0.4 Plus hebt geïnstalleerd

Als je bovenstaande tips hebt toegepast en je ziet (nog steeds) foutmeldingen die wijzen op iets niet kunnen deployen, dan is er vermoedelijk sprake van een rechtenprobleem: herstart IntelliJ als Administrator.


3: Een REST-Resource voor het ophalen van Items

Voeg een nieuwe REST-Resource toe voor het ophalen van Items. Deze moet aan de volgende eigenschappen voldoen:

  • De Resource is te bereiken via het pad /items
  • De Resource wordt aangesproken middels een GET request.
  • De volgende String wordt geretourneerd: "bread, butter"
  • De Resource produceert text/plain

Deploy je applicatie op TomEE en test of deze nieuwe Resource via de browser te bereiken is.

4: Het retourneren van de Items als JSON

Voeg een nieuwe methode toe die het ook mogelijk maakt de twee items als een lijst te retourneren. Voor nu doen we dit nog steeds als een String, maar dan in het JSON formaat. Later zullen we dit dan eenvoudiger kunnen omzetten naar een daadwerkelijke lijst van items. De Resource moet aan de volgende eigenschappen voldoen:

  • De Resource is te bereiken via hetzelfde pad /items
  • De Resource wordt aangesproken middels een GET request.
  • De volgende String wordt geretourneerd: "["bread", "butter"]"
  • De Resource produceert application/json

Merk op dat je nu dus hardcoded JSON retourneert. De dubbele quotes zul je moeten escapen. Dit doe je op de volgende manier:

"[\"bread\", \"butter\"]";

Deploy je applicatie op TomEE en test of deze nieuwe Resource via de browser te bereiken is. Welke representatie ontvang je nu terug? De text/plain of de application/json?

5: Gebruik Postman voor het testen van je applicatie

Via de browser is het lastig om nu te kunnen kiezen tussen de twee representaties van de Items. Om dit te doen moeten we de HTTP-Header Accept toevoegen en daar de gewenste representatie invullen.

Een veel gebruikte tool hiervoor is Postman. Dit is een applicatie waarmee je eenvoudig client requests kan versturen en analyseren. Download en installeer deze en gebruik hem voor het handmatig verzenden van het request en het zetten van de Accept HTTP-Header. Test of het lukt om beide representaties op te vragen.

Test vervolgens of je dit ook met één enkele Resource kunt doen. Pas daarvoor de Resource zo aan dat je meerdere Media-Types accepteert. Onderzoek ook de volgorde effecten van de @Produces annotatie:

  • Gebruik Accept = */*. Gebruik @Produces({ MediaType.APPLICATION_JSON, MediaType.TEXT_PLAIN }) en varieer de volgorde
  • Gebruik Accept = */* en @Produces({ "application/*", MediaType.TEXT_PLAIN }), wat valt op?

Wij gaan voor de rest van de workshop alleen JSON consumeren (i.e. requests) en produceren (i.e. responses), dus zorg dat je hiervoor een juiste /items Resource hebt.

6: Automatisch JSON genereren van Java-Objecten

Om van onze String return-waarde nu een echte lijst te kunnen maken kunnen we JavaEE functionaliteit gebruiken. Het is met JavaEE namelijk mogelijk om automatisch JSON te genereren van Java-Objecten. Wanneer je methode een Java-Object retourneert, dan zal JavaEE (specifiek: de JSON-B library van JAX-RS) automatisch proberen het Object te converteren naar het Media Type dat je via @Produces(MediaType.APPLICATION_JSON) hebt aangegeven.

Spelregels hiervoor zijn dat de betreffende class moet voldoen aan de zgn. "bean specificatie":

  • De class heeft een parameterloze constructor
  • Alle properties zijn private
  • Alle properties hebben een getter en setter (zie 6.2.2 van bovenstaande bean specificatie)

Pas de voorgaande methode aan die JSON retourneert:

  • Het return type is niet langer een String, maar een List<ItemDTO>. Gebruik hiervoor ook de Klasse ItemService die een methode heeft om een List<ItemDTO> te retourneren
  • Declareer in je Resource-klasse een variabele van het type ItemService en gebruik de constructor om deze te instantiëren

Test je Resource met Postman en bekijk hoe de JSON in je response er nu uit ziet. Kan je de structuur verklaren als je kijkt naar het Java object?

7: Retourneren van een Response object

In de vorige opdracht heb je het return-type van de methode aangepast naar een List<ItemDTO. De inhoud van deze lijst wordt door JSON-B automatisch omgezet naar JSON en vervolgens aan de body van het HTTP-response toegevoegd. De inhoud van de headers en de statuscode wordt automatisch ingevuld. Wil je hier meer invloed op hebben, dan kun je ook een Response object retourneren van de Jersey library van JAX-RS. Bij een dergelijk Object kun je ook zelf aangeven welke Http-headers en -statuscode je wilt retourneren. Pas je Resource op de volgende manier aan:

  • Het return type is niet langer een List<ItemDTO>, maar een Response. Let hierbij op dat je de juiste Response importeert. Het betreft deze: javax.ws.rs.core.Response.
  • Creëer een Response met List<ItemDTO> als entity en een statuscode 200. Gebruik deze Resource om te achterhalen hoe je een dergelijk Object moet maken: Set a Response Body in JAX-RS

Controleer dat het retourneren van verschillende statuscodes naar je client werkt.

8: Creëer een REST-Resource voor het ophalen van een enkel item

Voeg aan je klasse een nieuwe REST-Resource toe die het mogelijk maakt om een enkel item op basis van het id te retourneren. Pas je Resource wederom aan:

  • De Resource is te bereiken via het pad /items/{id}
  • De Resource wordt aangesproken middels een GET request
  • Het volledige item wordt geretourneerd
  • De Resource produceert application/json
  • Implementeer enkel de happy-flow

De vraag is nu vooral hoe om te gaan met de id uit het pad. Raadpleeg daarvoor deze bron: JAX-RS path params. Om erachter te komen welke id's geldig zijn kan je alle items ophalen en deze response bekijken, om te voorkomen dat je een ItemNotAvailableException krijgt op je nieuwe Resource.

9: Creëer een REST-Resource voor het toevoegen van een item

Voeg aan je klasse een nieuwe REST-Resource toe die het mogelijk maakt om een item via de ItemService toe te voegen.

  • De Resource is te bereiken via het pad /items
  • De Resource wordt aangesproken middels een POST request
  • De methode zal nu een ItemDTO als parameter hebben. Wanneer je een correcte JSON in de body van je request meestuurt, zal JAX-RS dit automatisch omzetten naar een correct Java-Object
  • De Resource consumeert application/json
  • Er wordt een HTTP-Status Created geretourneerd. Zoek op welke code dat is
  • Implementeer enkel de happy-flow
  • Gebruik Postman voor het testen van je nieuwe Resource. Bekijk goed hoe je JSON eruit moet zien

Na het toevoegen van een POST kun je via een GET naar /items bekijken of het nieuwe item is toegevoegd. De kans is groot dat dat niet zo zal zijn. Dit komt omdat TomEE voor ieder request een nieuwe instantie van de ItemResource klasse maakt. En daarmee ook van de klasse ItemService, waarmee de lijst van items weer op zijn default waarde wordt geïnitialiseerd.

In een normale applicatie zul je dan ook een database gebruiken voor het bijhouden en managen (= persisteren) van je data. In dit geval doen we dat niet en kun je het probleem oplossen door @Singleton boven je ItemResource-klasse te zetten. Gebruik de javax.ejb.Singleton klasse. Daarmee maakt JAX-RS maar één instantie aan, die over verschillende requests wordt hergebruikt. Merk op dat je nu wél je nieuwe Item terug krijgt als je deze aan maakt en vervolgens ophaalt.

10: Toevoegen foutafhandeling

In voorgaande twee onderdelen heb je enkel de happy-flow geïmplementeerd. Er zijn echter twee situaties waar het mis kan gaan. Kijk maar naar de code van ItemService. In beide gevallen wordt een unchecked Exception gegooid, welke uiteindelijk bij je REST-Resource van JAX-RS uitkomt. JAX-RS handelt dit verder af en stuurt een standaard HTTP-Response terug met een foutcode. Het resultaat is een Internal Server Error (statuscode 500). Deze statuscode is bedoeld voor kritieke applicatie fouten. In deze opdracht gaan we dit netter oplossen, omdat we dat kunnen.

Zorg ervoor dat je zelf een specifieke foutcode teruggeeft in beide situaties:

  • In het geval van een ItemNotAvailableException behoor je een HTTP-Statuscode 404 terug te geven
  • In het geval van een IdAlreadyInUseException behoor je een HTTP-Statuscode 409 terug te geven

Misschien is je eerste gedachte dit met een try...catch op te lossen. In de try roep je de ItemService aan en in de catch retourneer je een Response-object met de juiste status-code. Dat zal zeker werken, maar heeft tot gevolg dat je overal try...catch constructies in je code krijgt. Het kan aanzienlijk eleganter.

Gebruik deze informatie voor het correct implementeren van de foutafhandeling: Exception Handling

11: Implementeer ook het verwijderen van een item

Implementeer tot slot ook het verwijderen van een item. De ItemService bevat hier al de benodigde methode voor.

  • Bedenk zelf via welk pad de Resource te bereiken is
  • Bedenk welke HTTP-Methode er gebruikt moet worden
  • Vergeet ook de foutafhandeling niet te implementeren (of is dat al gedaan??)